De cursor knippert aan en uit. Sterft en reincarneert eeuwig voort, even vluchtig als de pijn bij het uittrekken van een neushaar. Maar dan zonder de verwondering over de lengte van dat schijnbaar nutteloze haartje, daarzo tussen de eigen vingers gespietst. Ondertussen zie ik Pauls handen door een berg lego dwalen op zoek naar dat ene blokje dat de puzzel in zijn hoofd verderstuwt.
Een beetje zoals de cursor, maar dan productiever.
Paul is een bouwer, dat zie je zo. In zijn hoofd razen neuronen over, door en langs de blauwdruk van zijn pasgekocht piratenkasteel, in blijde verwachting van kaboem-kleng-dzzzzz-ze-vallen-aan-iiiiiiii-te-wapen! Piraten horen niet in een kasteel, denk ik dan. Om vervolgens mijn ivoren toren te vervloeken.
Terug naar het scherm en de cursor. Blink blink blink.
Mijn vingertoppen glijden verdwaasd over het toetsenbord en ik denk aan mijn eerste keer. Welgeteld twintig seconden had het geduurd. En ze begon te lachen, en ze lachte nog meer toen ze het aan haar beste vriend zei, en nog meer toen ze me vertelde dat ze het aan haar beste vriend had gezegd. Wat een bitch. Maar wat een lijf.
De cursor aan de startlijn, met ronkende motor.
Pak aan! "fjsdakjfsdinvfldksfnmlkdsfnj"! Loeiende motoren, rook en uitlaatgassen. En Paul die maar lustig doorbouwt, opgehitst door de goden van daarboven, die wolk daar. En wolkenkastelen, de troetelbeertjes, en medaillons, en regenbogen, en vermoeiende ritten door het Franse platteland.
De stekker uit. Tijd om de piraten aan te vallen.